De ochtend nadien – hij heeft uiteraard
nauwelijks geslapen – heeft Pannekoek de deur van zijn appartement op de
Luchtbal al vroeg achter zich dichtgetrokken. Hij is - op weg naar zijn auto - in
gedachten verzonken. Hoe komt de dader aan zijn adres? Het eerste briefje werd
op kantoor bezorgd, dat adres kan iedereen snel vinden, maar zijn thuisadres?
Het verontrust hem toch wat.
En was de auteur van de kaartjes ook dezelfde
als de dader van de aanslagen? Want ook dat was geen zekerheid. Moest hij één
en hetzelfde spoor volgen richting de oplossing? Of moest hij rekening houden
met een dubbelspoor in deze zaak. Meer dan eens voelen flauwe grappenmakers
zich geroepen om zich verdacht te maken in moordzaken terwijl ze er weinig of
niks mee te maken hebben, wat uiteraard voor immense vertragingen in het
onderzoek zorgt.
Plots wordt Pannekoek op zijn schouder getikt.
“Meneer Pannekoek?”
“Niet weer … meneer Van Beek, hoe dikwijls
nog?”
“Het is de morele plicht van elke journalist om
te blijven proberen.”
“Ik geef u dan toch de goeie raad om dringend
aan die morele plicht te verzaken, of ik ga stappen ondernemen. Dit neigt zoals
ik eerder al zei écht naar stalking.”
“En zoals IK eerder al zei, vind ik dat een wat
overdreven term, ik doe gewoon mijn werk, meneer Pannekoek.”
“En als u mij met rust laat, kan ik het mijne ook
doen”, sluit Pannekoek poeierdroog de discussie af.
Zonder verder nog een woord te verspillen stapt
hij in zijn auto en vertrekt richting kantoor.
Hij plugt zijn smartphone in.
Alsof ze erop gewacht hadden …
Zijn scherm licht op.
DISPATCH
“Pannekoek.”
“Brand in het MAS, benedenverdieping.”
“Godverdomme, niet weer, ik ben er direct!”
Dat laatste was vrij letterlijk bedoeld, want
vanop de Luchtbal was het geen tien minuten rijden tot aan het Eilandje, ten
noorden van Antwerpen, waar het Museum aan de Stroom staat.
Met een rotvaart snelt Pannekoek over de
Noorderlaan via de Londenbrug tot aan de nieuwe brandhaard.
Het Museum aan de Stroom, kortweg het MAS,
opende in 2011 de deuren aan de
Pannekoek is er vaak genoeg geweest. Het
dakterras met het fenomenale panoramazicht en
Pannekoek parkeert zijn wagen aan de
Scheldekaaien en loopt met stevige wandelpas
Hij loopt onder het afspanlint van de
veiligheidsperimeter door en ziet de vlammen van ver
De brandweer is druk in de weer om de brand zo
snel mogelijk onder controle te krijgen.
Pannekoek staat op veilige afstand en volgt de
bluswerkzaamheden.
“Meneer Pannekoek? Graag een reactie bij deze
derde aanslag?”
“Van Beek? Hoe kom jij hier nu weer zo snel? En
hoe wist jij dit weer zo snel?”
“Hét geheim van de goeie journalist”, zegt Van
Beek wat geheimzinnig.
Pannekoek is toch wat verbaasd hoe Van Beek,
die een dik kwartier geleden nog naast hem
“Vindt u niet dat bij deze derde brand de
mensen eindelijk recht hebben op wat
“Duidelijkheid? Ik wou dat ze er was, vriend,
ik wou écht dat ze er was.”
“U tast dus nog volledig in het duister?”
“In het duister tast je altijd, want daar zie
je niks”, maakt Pannekoek zich er vanaf. Hij weet
“Daarbij, meneer Van Beek, ik vraag me toch echt
af …”, wil Pannekoek een zin beginnen.
“Hoe lang nog?”, klinkt het plots kordaat van
achter zijn rug.
Pannekoek draait zich om en kijkt recht in de
ogen van burgemeester Kerremans.
“Hoezo 'hoe lang nog', burgemeester?”
Kerremans trekt Pannekoek weg bij Van Beek en
zet zich met hem apart.
Hij is duidelijk niet blij, dat spreekt voor
zich.
“Hoe lang nog Pannekoek … hoe lang nog voor je
de dader hebt, hij steekt de ene
“Ik ben ermee bezig, burgemeester.”
Pannekoek steekt zijn twee handen omhoog.
“Ik heb er maar twee.”
“Vier”, klinkt het plots.
Ook Jorn Devries is intussen aangekomen aan het
MAS.
“Ik herhaal: absolute prioriteit”, snauwt
Kerremans.
Alsof ze dat niet heeft. Pannekoek wordt er
kregelig van.
“Niet blij?”, trapt Devries een open deur in.
“De reputatie van de stad hé Jorn, dat gezever,
dat ze eerlijk zijn en zeggen dat het
Kerremans loopt intussen overduidelijk
bloednerveus naar brandweercommandant
Hij wisselt enkele woorden met Vergauwen,
waarna die laatste tot bij Pannekoek en
“Geen blije burgemeester”, vat Vergauwen zijn
gesprek kort samen.
“Zeg dat wel, goeiemorgen Dirk, vertel.”
“Tja, brand nummer drie vrees ik, gelukkig
deden de rookmelders perfect hun werk
“Zeg dat het niet waar is ...”
Vergauwen hoeft zijn zin niet eens af te maken.
In de verte hoort Pannekoek de
“Weer?”
Vergauwen knikt.
“En weer één persoon …”
“Dood?”, wil Pannekoek uiteraard weten.
Vergauwen haalt twijfelend zijn schouders op.
“Ik vrees het ja, de dokter zal uitsluitsel
moeten geven.”
De blik van de MUG-arts spreekt boekdelen als
hij een kwartier later naast
“Overleden, gestikt in de rook.”
“Godverdomme! Een idee wie het is?”
“Geen idee, dat is werk voor de wetsdokter. Hij
is onderweg.”
“Oké, Devries, jij wacht op de bevindingen van
de wetsdokter en zijn team hier, ik
Devries knikt.
“Oké chef.”
Pannekoek loopt naar zijn auto. Hij besluit nog
eens een bezoek te brengen aan
‘Pak me
Was er een verband? Hij wou
meteen gaan uitzoeken wat Rodrigo
Een dik halfuur later staat Pannekoek in de
lift weer in de bodemloze decolleté van
“De Grand Canyon is er niks tegen”, bedenkt
Pannekoek zich.
Op de vierde verdieping stappen ze uit de lift
tot bij het appartement van Rodrigo.
“Hij is net terug binnen”, verduidelijkt
Vanessa. “Hij mocht de afgelopen twee dagen
thuis
“Aha, dat is interessant”, zegt Pannekoek, “hopelijk
is hij spraakzamer dan vorige
“Echt hé.”
Pannekoek had het kunnen denken.
Vanessa klopt, wacht op een luide duidelijke
“ja” en loopt samen met Pannekoek de
Rodrigo zit op exact dezelfde plaats als de
vorige keer.
“Rodrigo? Meneer Pannekoek zou u graag nog een
paar vragen stellen.”
Rodrigo haalt zijn schouders op.
“Ik zou toch graag weten”, steekt Pannekoek
meteen van wal, “waar jij die PAK ME
Rodrigo blijft roerloos zitten.
“En de dader zelf natuurlijk”, probeert
Pannekoek Rodrigo uit zijn tent te lokken.
Zonder resultaat.
“Voor u een vraag, voor mij een weet”, zegt
Rodrigo plots.
“Komaan kerel, waar zat je vannacht en
vanmorgen?”, wil Pannekoek weten.
“Thuis”, klinkt het gortdroog.
“Kan iemand dat bevestigen?”
“Mijn kanarie.”
“Pff, geestig, en wat heb je thuis gedaan?”
“Wat mensen thuis zoal doen hé.”
“En wat doen mensen thuis zoal?”
“Vanalles.”
Pannekoek voelt weer aan dat hij aan een zinloos
bezoek is begonnen.
Hij verliest zijn geduld en stapt kordaat op
Rodrigo af.
Hij neemt hem plots bij de schouders en schudt
hem stevig door mekaar.
“Ga je nog iets zinnig zeggen? Of kom je het misschien
graag op het bureau
Rodrigo begint plots als een bezetene te
roepen, te huilen en over zijn bed te rollen.
Pannekoek is nauwelijks onder de indruk.
“Theater. Allemaal theater. Doe niet onnozel en
zeg op!”
Hij schudt Rodrigo weer helemaal door mekaar.
“Genoeg”, roept Vanessa plots. Ze komt naar
Pannekoek gestapt en haalt hem weg
“Wacht u even op de gang alstublief? Dit heeft
geen zin.”
Dat was Pannekoek ook al wel opgevallen.
“Ik ga hier pas weg als ik een kledingstuk van
hem mag meenemen.”
Vanessa kijkt naar Rodrigo.
Die is intussen ietwat gekalmeerd.
“Mag het?” vraagt Vanessa op een bemoederende
toon.
Rodrigo knikt met betraande ogen.
Pannekoek neemt de muts van Rodrigo van het
bureau en haalt een
“Ik neem deze mee.”
Vanessa fluistert iets in het oor van Rodrigo.
Die knikt opnieuw.
“Neem maar mee”, zegt Vanessa.
“Jij bent getuige dat het mocht, Vanessa.”
Pannekoek wil niet dat – mocht Rodrigo iets met
de zaak te maken hebben – hij
Hij stopt de muts in het zakje en loopt naar de
deur.
Rodrigo begint plots wild met zijn armen te
zwaaien op zijn bed.
“Wat doe je nu, Rodrigo?”
“Ik ben een vlinder”, roept Rodrigo uit. “Ik
fladder en fladder langs de stroom tot ik
Pannekoek kijkt naar Vanessa.
“Hoe bedoel je?”
Rodrigo kijkt naar Pannekoek en begint weer met
zijn armen te zwaaien.
“Fladder fladder fladder”, zegt hij cynisch.
Pannekoek is het beu.
“We spreken mekaar nog, vriend!”
Vanessa haalt haar schouders op.
Pannekoek verlaat de kamer, slaat de deur
snoeihard toe en neemt de lift richting uitgang.
Onderweg in de auto overdenkt hij zijn bezoek.
Plots licht zijn ingeplugde smartphone weer op.
JORN DEVRIES
“Jorn, vertel het eens.”
“Zelfde modus operandi”, klinkt het.
“Dat was te denken”, antwoordt Pannekoek.
“Mja. Overgoten met benzine en in brand
gestoken. Het gezicht is onherkenbaar door
“Oké chef. Daar iets wijzer geworden?”
“Helaas niet, ik ben nog eens naar Rodrigo
gereden, die kerel in het Multiversum.”
“Aha, en?”
“Hij probeert zich verdacht te maken. Maar ik
weet het niet. Ofwel is het grootspraak,
“Ne wat?”
“Nen onnozelen twiet. Een twiet.
Ken je dat niet? Van Twitter. Nu heet dat X. Maar ik hou het liever bij de oude
naam “Twitter”. Zo’n bericht, een tweet, dat bestaat uit
“Ja, dat ken ik ja.”
“Wel, nen onnozelen twiet, dat is een
persoon die zo weinig voorstelt dat je hem kunt samenvatten in 280 lettertekens.”
“Haha, geweldig”, lacht Devries. “Oké chef, ik
rij nu naar kantoor en ik bekijk de
“Strak plan, bestudeer de camerabeelden van in
en rond het MAS ook heel
“Doe ik chef, tot straks.”
Pannekoek sluit het gesprek af. Geen seconde
later licht zijn smartphone opnieuw
DE PEUTER
“Vincent, welk nieuws?”
“Ja, Pino, toch wel iets vreemds. Bij de brand
in het MAS lag het slachtoffer op de
“Laat me raden”, zucht Pannekoek.
“Klopt …”