Aflevering 8 - MAS


De ochtend nadien – hij heeft uiteraard nauwelijks geslapen – heeft Pannekoek de deur van zijn appartement op de Luchtbal al vroeg achter zich dichtgetrokken. Hij is - op weg naar zijn auto - in gedachten verzonken. Hoe komt de dader aan zijn adres? Het eerste briefje werd op kantoor bezorgd, dat adres kan iedereen snel vinden, maar zijn thuisadres? Het verontrust hem toch wat.

En was de auteur van de kaartjes ook dezelfde als de dader van de aanslagen? Want ook dat was geen zekerheid. Moest hij één en hetzelfde spoor volgen richting de oplossing? Of moest hij rekening houden met een dubbelspoor in deze zaak. Meer dan eens voelen flauwe grappenmakers zich geroepen om zich verdacht te maken in moordzaken terwijl ze er weinig of niks mee te maken hebben, wat uiteraard voor immense vertragingen in het onderzoek zorgt.

Plots wordt Pannekoek op zijn schouder getikt.

“Meneer Pannekoek?”

“Niet weer … meneer Van Beek, hoe dikwijls nog?”

“Het is de morele plicht van elke journalist om te blijven proberen.”

“Ik geef u dan toch de goeie raad om dringend aan die morele plicht te verzaken, of ik ga stappen ondernemen. Dit neigt zoals ik eerder al zei écht naar stalking.”

“En zoals IK eerder al zei, vind ik dat een wat overdreven term, ik doe gewoon mijn werk, meneer Pannekoek.”

“En als u mij met rust laat, kan ik het mijne ook doen”, sluit Pannekoek poeierdroog de discussie af.

Zonder verder nog een woord te verspillen stapt hij in zijn auto en vertrekt richting kantoor.

Hij plugt zijn smartphone in.

Alsof ze erop gewacht hadden …

Zijn scherm licht op.

DISPATCH

“Pannekoek.”

“Brand in het MAS, benedenverdieping.”

“Godverdomme, niet weer, ik ben er direct!”

Dat laatste was vrij letterlijk bedoeld, want vanop de Luchtbal was het geen tien minuten rijden tot aan het Eilandje, ten noorden van Antwerpen, waar het Museum aan de Stroom staat.

Met een rotvaart snelt Pannekoek over de Noorderlaan via de Londenbrug tot aan de nieuwe brandhaard.

Het Museum aan de Stroom, kortweg het MAS, opende in 2011 de deuren aan de Hanzestedenplaats op het Eilandje. Acht tentoonstellingsruimtes, een restaurant, een dakterras op 62 meter hoogte, zo’n 14.500 vierkante meter totale oppervlakte, het hoeft geen betoog dat het MAS van bij de start een enorme toeristische trekpleister was. Een schat aan geschiedenis, kunst en cultuur van de wereldhavenstad wordt er tentoongesteld en symboliseert zo de verbondenheid tussen Antwerpen en de rest van de wereld. De rest van de wereld - voor de duidelijkheid - is wat ze in Antwerpen al wel eens graag kortweg ‘de parking’ noemen.

Pannekoek is er vaak genoeg geweest. Het dakterras met het fenomenale panoramazicht en de wandelboulevard die naar boven leidt, zijn gratis toegankelijk. Hij komt er graag tot rust. Hij had er in het verleden meer dan één zaak rustig overdacht, het prachtige uitzicht over de stad en de Schelde bracht hem op de één of andere vreemde manier vaak tot nieuwe inzichten.

Pannekoek parkeert zijn wagen aan de Scheldekaaien en loopt met stevige wandelpas richting Willemdok. Een penetrante brandgeur komt hem tegemoet, en langs weerskanten van het imposante baksteenrode gebouw hangt een dikke rookpluim.

Hij loopt onder het afspanlint van de veiligheidsperimeter door en ziet de vlammen van ver uit de toegangsdeuren van het museum slaan. Heel wat ramen zijn door de hitte gesneuveld.

De brandweer is druk in de weer om de brand zo snel mogelijk onder controle te krijgen.

Pannekoek staat op veilige afstand en volgt de bluswerkzaamheden.

“Meneer Pannekoek? Graag een reactie bij deze derde aanslag?”

“Van Beek? Hoe kom jij hier nu weer zo snel? En hoe wist jij dit weer zo snel?”

“Hét geheim van de goeie journalist”, zegt Van Beek wat geheimzinnig.

Pannekoek is toch wat verbaasd hoe Van Beek, die een dik kwartier geleden nog naast hem op de Luchtbal stond, op zo’n korte tijd weer te weten is gekomen dat er brand woedde aan het MAS en er dan ook nog eens zo snel geraakt is. Al kon hij Pannekoek natuurlijk ook gewoon gevolgd zijn. Maar dat idee was al even beangstigend.

“Vindt u niet dat bij deze derde brand de mensen eindelijk recht hebben op wat duidelijkheid, meneer Pannekoek?”

“Duidelijkheid? Ik wou dat ze er was, vriend, ik wou écht dat ze er was.”

“U tast dus nog volledig in het duister?”

“In het duister tast je altijd, want daar zie je niks”, maakt Pannekoek zich er vanaf. Hij weet ook dat het een flauwe dooddoener is, maar hij heeft ook nu absoluut geen zin in de bemoeienissen van de pers.

“Daarbij, meneer Van Beek, ik vraag me toch echt af …”, wil Pannekoek een zin beginnen.

“Hoe lang nog?”, klinkt het plots kordaat van achter zijn rug.

Pannekoek draait zich om en kijkt recht in de ogen van burgemeester Kerremans.

“Hoezo 'hoe lang nog', burgemeester?”

Kerremans trekt Pannekoek weg bij Van Beek en zet zich met hem apart.

Hij is duidelijk niet blij, dat spreekt voor zich.

“Hoe lang nog Pannekoek … hoe lang nog voor je de dader hebt, hij steekt de ene na de andere toeristische trekpleister in brand, de vorige keren elke keer met een dodelijk slachtoffer, ik hou mijn hart al vast voor deze brand. Dit brengt enorme schade toe aan de reputatie van onze stad, tot ver in het buitenland, dus ik reken erop dat deze zaak de absolute prioriteit krijgt!”

“Ik ben ermee bezig, burgemeester.”

Pannekoek steekt zijn twee handen omhoog.

“Ik heb er maar twee.”

“Vier”, klinkt het plots.

Ook Jorn Devries is intussen aangekomen aan het MAS.

“Ik herhaal: absolute prioriteit”, snauwt Kerremans.

Alsof ze dat niet heeft. Pannekoek wordt er kregelig van.

“Niet blij?”, trapt Devries een open deur in.

“De reputatie van de stad hé Jorn, dat gezever, dat ze eerlijk zijn en zeggen dat het hun eigen reputatie is die op het spel staat, veel meer dan die van de stad.”

Kerremans loopt intussen overduidelijk bloednerveus naar brandweercommandant Vergauwen die wat verderop de bluswerken coördineert.

Hij wisselt enkele woorden met Vergauwen, waarna die laatste tot bij Pannekoek en Devries komt gestapt.

“Geen blije burgemeester”, vat Vergauwen zijn gesprek kort samen.

“Zeg dat wel, goeiemorgen Dirk, vertel.”

“Tja, brand nummer drie vrees ik, gelukkig deden de rookmelders perfect hun werk en waren we er weer snel bij, de schade zal ook hier beperkt blijven. Alleen …”

“Zeg dat het niet waar is ...”

Vergauwen hoeft zijn zin niet eens af te maken. In de verte hoort Pannekoek de ambulance al aan komen rijden.

“Weer?”

Vergauwen knikt.

“En weer één persoon …”

“Dood?”, wil Pannekoek uiteraard weten.

Vergauwen haalt twijfelend zijn schouders op.

“Ik vrees het ja, de dokter zal uitsluitsel moeten geven.”

De blik van de MUG-arts spreekt boekdelen als hij een kwartier later naast Pannekoek staat.

“Overleden, gestikt in de rook.”

“Godverdomme! Een idee wie het is?”

“Geen idee, dat is werk voor de wetsdokter. Hij is onderweg.”

“Oké, Devries, jij wacht op de bevindingen van de wetsdokter en zijn team hier, ik heb dringend nog iets uit te zoeken.”

Devries knikt.

“Oké chef.”

Pannekoek loopt naar zijn auto. Hij besluit nog eens een bezoek te brengen aan Rodrigo in het Multiversum in Boechout. Het kaartje in zijn bus spookt onophoudelijk door zijn hoofd. Het kaartje met exact dezelfde uitspraak die Rodrigo deed bij zijn eerste bezoek.

‘Pak me dan, als je kan’.

Was er een verband? Hij wou meteen gaan uitzoeken wat Rodrigo de laatste uren had uitgestoken.

Een dik halfuur later staat Pannekoek in de lift weer in de bodemloze decolleté van Vanessa te staren.

“De Grand Canyon is er niks tegen”, bedenkt Pannekoek zich.

Op de vierde verdieping stappen ze uit de lift tot bij het appartement van Rodrigo.

“Hij is net terug binnen”, verduidelijkt Vanessa. “Hij mocht de afgelopen twee dagen

thuis doorbrengen.”

“Aha, dat is interessant”, zegt Pannekoek, “hopelijk is hij spraakzamer dan vorige keer”.

“Echt hé.”

Pannekoek had het kunnen denken.

Vanessa klopt, wacht op een luide duidelijke “ja” en loopt samen met Pannekoek de kamer in.

Rodrigo zit op exact dezelfde plaats als de vorige keer.

“Rodrigo? Meneer Pannekoek zou u graag nog een paar vragen stellen.”

Rodrigo haalt zijn schouders op.

“Ik zou toch graag weten”, steekt Pannekoek meteen van wal, “waar jij die PAK ME DAN, ALS JE KAN vandaan haalde vorige keer, dat heeft duidelijk meer met deze zaak te maken, de dader heeft het namelijk geschreven op de deur van het Rubenshuis. En ik kreeg een kaart van de Zoo met hetzelfde opschrift. Van dat opschrift stond ook nergens iets in een krant, dus niemand wist ervan, tenzij de mensen die op de plaats van het misdrijf zijn geweest.”

Rodrigo blijft roerloos zitten.

“En de dader zelf natuurlijk”, probeert Pannekoek Rodrigo uit zijn tent te lokken.

Zonder resultaat.

“Voor u een vraag, voor mij een weet”, zegt Rodrigo plots.

“Komaan kerel, waar zat je vannacht en vanmorgen?”, wil Pannekoek weten.

“Thuis”, klinkt het gortdroog.

“Kan iemand dat bevestigen?”

“Mijn kanarie.”

“Pff, geestig, en wat heb je thuis gedaan?”

“Wat mensen thuis zoal doen hé.”

“En wat doen mensen thuis zoal?”

“Vanalles.”

Pannekoek voelt weer aan dat hij aan een zinloos bezoek is begonnen.

Hij verliest zijn geduld en stapt kordaat op Rodrigo af.

Hij neemt hem plots bij de schouders en schudt hem stevig door mekaar.

“Ga je nog iets zinnig zeggen? Of kom je het misschien graag op het bureau uitleggen met een gratis nachtje all-in verblijf in de cel nadien?”

Rodrigo begint plots als een bezetene te roepen, te huilen en over zijn bed te rollen.

Pannekoek is nauwelijks onder de indruk.

“Theater. Allemaal theater. Doe niet onnozel en zeg op!”

Hij schudt Rodrigo weer helemaal door mekaar.

“Genoeg”, roept Vanessa plots. Ze komt naar Pannekoek gestapt en haalt hem weg bij de compleet hysterisch geworden Rodrigo.

“Wacht u even op de gang alstublief? Dit heeft geen zin.”

Dat was Pannekoek ook al wel opgevallen.

“Ik ga hier pas weg als ik een kledingstuk van hem mag meenemen.”

Vanessa kijkt naar Rodrigo.

Die is intussen ietwat gekalmeerd.

“Mag het?” vraagt Vanessa op een bemoederende toon.

Rodrigo knikt met betraande ogen.

Pannekoek neemt de muts van Rodrigo van het bureau en haalt een onderzoekszakje uit zijn jas. Hij steekt de muts omhoog zodat Rodrigo ze goed kan zien.

“Ik neem deze mee.”

Vanessa fluistert iets in het oor van Rodrigo.

Die knikt opnieuw.

“Neem maar mee”, zegt Vanessa.

“Jij bent getuige dat het mocht, Vanessa.”

Pannekoek wil niet dat – mocht Rodrigo iets met de zaak te maken hebben – hij nadien wegens procedurefouten zijn bewijs niet zou kunnen aanvoeren.

Hij stopt de muts in het zakje en loopt naar de deur.

Rodrigo begint plots wild met zijn armen te zwaaien op zijn bed. Vanessa kijkt hem verbaasd aan.

“Wat doe je nu, Rodrigo?”

“Ik ben een vlinder”, roept Rodrigo uit. “Ik fladder en fladder langs de stroom tot ik mijn vleugels verbrand.”

Pannekoek kijkt naar Vanessa. Hij stapt terug tot bij Rodrigo.

“Hoe bedoel je?”

Rodrigo kijkt naar Pannekoek en begint weer met zijn armen te zwaaien.

“Fladder fladder fladder”, zegt hij cynisch.

Pannekoek is het beu.

“We spreken mekaar nog, vriend!”

Vanessa haalt haar schouders op.

Pannekoek verlaat de kamer, slaat de deur snoeihard toe en neemt de lift richting uitgang.

Onderweg in de auto overdenkt hij zijn bezoek. Hoe weet Rodrigo dat allemaal? De brand in de Vlindertuin stond uitvoerig in de krant, en de brand van vanochtend in het MAS zal ook al wel op de radio zijn geweest. Dat van die vlinder die naar de stroom fladdert kan dus eventueel nog simpel verklaard worden en grootspraak zijn. Maar die PAK ME DAN, ALS JE KAN zit Pannekoek enorm dwars. Dat is nooit in de krant verschenen, en nergens op het nieuws vermeld. Dat behoort tot het geheim van het onderzoek.

Plots licht zijn ingeplugde smartphone weer op.

JORN DEVRIES

“Jorn, vertel het eens.”

“Zelfde modus operandi”, klinkt het.

“Dat was te denken”, antwoordt Pannekoek.

“Mja. Overgoten met benzine en in brand gestoken. Het gezicht is onherkenbaar door de brandwonden. Het DNA van het slachtoffer is naar het labo gestuurd, we wachten op de resultaten.”

“Oké chef. Daar iets wijzer geworden?”

“Helaas niet, ik ben nog eens naar Rodrigo gereden, die kerel in het Multiversum.”

“Aha, en?”

“Hij probeert zich verdacht te maken. Maar ik weet het niet. Ofwel is het grootspraak, daar hebben ze me in het Multiversum voor gewaarschuwd, ofwel weet hij meer. In elk geval is die Rodrigo nen onnozelen twiet.”

Ne wat?”

Nen onnozelen twiet. Een twiet. Ken je dat niet? Van Twitter. Nu heet dat X. Maar ik hou het liever bij de oude naam “Twitter”. Zo’n bericht, een tweet, dat bestaat uit maximaal 280 lettertekens.”

“Ja, dat ken ik ja.”

“Wel, nen onnozelen twiet, dat is een persoon die zo weinig voorstelt dat je hem kunt samenvatten in 280 lettertekens.”

“Haha, geweldig”, lacht Devries. “Oké chef, ik rij nu naar kantoor en ik bekijk de veiligheidsbeelden verder.”

“Strak plan, bestudeer de camerabeelden van in en rond het MAS ook heel nauwkeurig, en vergelijk ze met die van de Zoo en het Rubenshuis. Ongetwijfeld is Mister Hoodie ook hier te zien. Wie weet deze keer wel herkenbaar, al betwijfel ik dat. Bestudeer elk detail. Alles wat verdacht kan lijken noteer je, en bekijken we straks samen.”

“Doe ik chef, tot straks.”

Pannekoek sluit het gesprek af. Geen seconde later licht zijn smartphone opnieuw op.

DE PEUTER

“Vincent, welk nieuws?”

“Ja, Pino, toch wel iets vreemds. Bij de brand in het MAS lag het slachtoffer op de grond op een tegel waarop met stift een zin stond geschreven. We zagen het toen mijn mensen hem zojuist wegnamen.”

“Laat me raden”, zucht Pannekoek.

“Klopt …”


AFLEVERING 9 VERSCHIJNT OP 22 MEI


<<<  T E R U G