Aflevering 6 - Een nacht in het ziekenhuis


Pannekoek wordt wakker door het getril van zijn smartphone in zijn binnenzak. Hij kijkt naar het bed en schrikt enorm. Het bed is leeg.

Hij staat op uit de zetel en loopt naar de badkamer. In de piepkleine ziekenhuisbadkamer is geen levende ziel te bespeuren. Hij opent de kamerdeur en kijkt op de gang. Niemand te zien.

Pannekoek loopt naar de centrale verpleegsterskamer midden op de gang. Er zit niemand in de fel belichte ruimte. Op de tafel staan de borden en glazen van hun vorige maaltijd.

Op de gang is het akelig stil. Pannekoek kijkt binnen in de naburige kamers. Alle patiënten zijn in een diepe slaap. Hij kijkt op zijn horloge. Half drie ’s nachts. Niet te verwonderen dat iedereen slaapt. Maar waar zit zijn Gaëlle? En waar is de nachtverpleging gebleven?

Plots hoort Pannekoek gekreun uit de kamer helemaal achteraan op de gang. Behoedzaam wandelt hij naar het eind van de gang. Zijn voetstappen galmen door de lege gang. Aan elke kamer die hij passeert kijkt hij binnen, iedereen slaapt.

Pannekoek nadert de laatste kamer op de gang. Het gekreun klinkt luider en luider. De kamerdeur staat op een kier. Traag duwt Pannekoek de deur open en kijkt binnen in de kamer.

“Hallo? Is hier iemand?”, fluistert Pannekoek.

Een overbodige vraag gezien het gekreun, maar wat moest hij anders vragen?

“Alles in orde hier?”

Ook op de tweede poging komt geen reactie.

Pannekoek wandelt de kamer binnen. Hij staat aan de grond genageld. Op het bed ligt Gaëlle, haar beide handen met windels vastgebonden aan het ziekenhuisbed. Ook haar beide enkels zijn achteraan het bed vastgemaakt met rekverband.

“Schat?”

In blinde paniek loopt Pannekoek naar het ziekenhuisbed. Hij maakt de windels los.

“Maar lieverd toch, wie heeft dat nu gedaan?”

Pannekoek kan er geen touw aan vastknopen. Gisterenavond lag ze nog met haar hand in de zijne in het ziekenhuisbed. Hoe kon ze uit haar bed gehaald worden zonder dat hij iets had gevoeld? Sliep hij zo vast?

Dat ze uit haar bed gehaald was, dat stond vast. Gaëlle kon door haar ziekte niet meer zelfstandig lopen. Daarvoor waren de spieren in haar benen de afgelopen maanden te hard verzwakt. Ze kon enkel met een rolstoel verplaatst worden. En al was ze dan sterk vermagerd de afgelopen twee jaar, haar zomaar uit bed halen en dragen tot aan de allerlaatste kamer op de gang, dat was quasi onmogelijk.

Wat was hier gebeurd?

“Wel wel, wat zijn we aan het doen?”

Pannekoek kijkt naar de deuropening. Een zwaar gebouwde norse verpleegster staat in het deurgat.

“Waarom ligt mijn vrouw hier vastgebonden?”, wil Pannekoek weten.

“Ik stel hier de vragen. Terug vastmaken!”

Pannekoek denkt er nog niet aan.

“Mijn vrouw wordt niet vastgebonden, en zeker niet met windels, niet echt professioneel, wel?”

“’Dat maken we hier zelf wel uit!”

“En waarom is ze naar deze kamer gebracht? Ze lag daar toch goed? Er was toch niks aan de hand.”

“Ze was onhandelbaar!”

“Hoe kan dat nu! Ze kan nauwelijks bewegen of praten! Hoe kan ze nu onhandelbaar zijn!”

“Stel niet zoveel vragen, man!”

Pannekoek kijkt naar Gaëlle. Die begint plots heel moeizaam te ademen.

“Schat?”

Een lichte paniek maakt zich meester van Pannekoek. Hij kijkt verontrust naar de verpleegster in de deuropening.

“Help haar dan toch! Doe iets!”

Hij loopt naar Gaëlle en tikt zacht tegen haar wang.

“Schat?”

Gaëlle wordt plots heel bleek in haar gezicht.

“Help dan toch!”, brult Pannekoek naar de deur.

Maar tot zijn verbazing is de verpleegster verdwenen.

Hij loopt naar de deur en kijkt op de gang. Er is niemand te zien.

Hij loopt de kamer weer in. Gaëlle ligt levensloos op haar bed.

“Neeeee! Dat kan toch niet! Schat!”

Pannekoek voelt in haar hals. Hij voelt geen hartslag meer.

Moedeloos laat hij zich op de stoel naast het bed vallen.

“Hoe kan dat nu toch?”, roept hij uit.

“Morfine”, klinkt het plots droog vanuit de deuropening.

Pannekoek kijkt op. In de deuropening staat Rodrigo.

“Rodrigo?”

“Meneer Pannekoek, goeienacht.”

“Wat doe jij hier?”

“Uw vrouw uit haar lijden verlossen.”

“Wat? Waar haal je dat?”

“Niemand moet nodeloos afzien.”

Pannekoek gaat helemaal door het lint en stormt op Rodrigo af.

Die loopt snel de ziekenhuisgang op.

Halfweg draait hij zich om.

“Nummer drie!”, roept hij luid.

Nummer drie? Was Rodrigo de man waar Pannekoek naar op zoek was? En waarom?

“Pak me dan, als je kan!”, roept Rodrigo nog luid. Hij verdwijnt om de hoek van de gang.

Pannekoek loopt zo snel hij kan de gang uit, achter Rodrigo aan.

Die is plots nergens meer te zien.

Pannekoek loopt naar de liftenzone. Alle liften zijn toe. Is Rodrigo met een lift naar beneden vertrokken?

Het is blijkbaar niet alleen een fantast, het is een psychopaat en een moordenaar op de koop toe.

Pannekoek drukt nerveus op de liftknopjes. De knopjes lichten op, maar verder gebeurt er weinig.

De liftdeur achter hem gaat open. Pannekoek zet zich in de liftkoker en drukt op 0. Rodrigo zal vermoedelijk zo snel mogelijk het ziekenhuis willen verlaten.

De deur sluit traag. Op dat moment gaat aan de overkant de liftdeur open. Rodrigo staat in de lift aan de overkant en lacht luid. Zijn lach galmt door het hele ziekenhuis. Zo klinkt het althans.

Pannekoek drukt op de knop om de deur weer te openen. Het lukt niet.

De lift gaat naar beneden. De deur gaat open. Pannekoek kijkt vluchtig in de gang beneden. Tot zijn verbazing staat Rodrigo beneden al aan de buitendeur van het ziekenhuis.

Hij wuift cynisch.

“Pak me dan, als je kan!”, galmt het weer door de gang.

Pannekoek loopt via de buitendeur de parking van het ziekenhuis op. Hij ziet Rodrigo nog net door een zware grijze deur de ondergrondse parkeergarage binnenlopen.

Hij loopt achter Rodrigo aan, door de grijze deur, en via de trap naar de ondergrondse garage.

In de parkeergarage is het akelig stil. Rodrigo moet hier ergens zitten, maar waar?

“Ik weet dat je hier bent! Geef je over, Rodrigo!”

Geen reactie.

“Kom tevoorschijn!”

Opnieuw blijft het akelig stil in de ondergrondse ruimte.

Pannekoek stapt behoedzaam tussen de auto’s door. Hij moet en zal Rodrigo vinden.

“Rodrigo!”

Pannekoek hoort achteraan de garage plots een autoportier dichtslaan. Hij loopt in de richting van het geluid, al kijkt hij behoedzaam geregeld achterom, je weet maar nooit.

Auto per auto kijkt hij of er iemand in of achter zit.

Plots ziet hij een eind verderop twee koplampen oplichten.

Pannekoek zet zich midden op de rijbaan van de garage.

De auto rijdt uit de parkeerplaats en komt zijn richting uit.

In de verte ziet Pannekoek door de voorruit Rodrigo zitten in de wagen. Hij rijdt recht op Pannekoek af.

Pannekoek twijfelt. Blijven staan? Opzij duiken? Als hij nu opzij gaat is hij Rodrigo kwijt. Maar Rodrigo is bekwaam om hem omver te rijden, zoveel is duidelijk.

Met een razende vaart komt Rodrigo zijn richting uit. Hij vertraagt geen seconde.

Pannekoek blijft staan.

“Stop!”, roept hij luid.

“STOP!”

Hij steekt zijn hand omhoog.

“Stop dan, ZOT!”

Rodrigo reageert niet en lacht breed achter zijn stuur.

Hij rijdt in volle vaart op Pannekoek af.

Pannekoek voelt een enorme klap, en dan niks meer.

AFLEVERING 7 VERSCHIJNT OP  13 MEI


<<<  T E R U G