Pannekoek wordt wakker door het getril van zijn
smartphone in zijn binnenzak. Hij kijkt naar het bed en schrikt enorm. Het bed
is leeg.
Hij staat op uit de zetel en loopt naar de
badkamer. In de piepkleine ziekenhuisbadkamer is geen levende ziel te
bespeuren. Hij opent de kamerdeur en kijkt op de gang. Niemand te zien.
Pannekoek loopt naar de centrale
verpleegsterskamer midden op de gang. Er zit niemand in de fel belichte ruimte.
Op de tafel staan de borden en glazen van hun vorige maaltijd.
Op de gang is het akelig stil. Pannekoek kijkt
binnen in de naburige kamers. Alle patiënten zijn in een diepe slaap. Hij kijkt
op zijn horloge. Half drie ’s nachts. Niet te verwonderen dat iedereen slaapt.
Maar waar zit zijn Gaëlle? En waar is de nachtverpleging gebleven?
Plots hoort Pannekoek gekreun uit de kamer
helemaal achteraan op de gang. Behoedzaam wandelt hij naar het eind van de
gang. Zijn voetstappen galmen door de lege gang. Aan elke kamer die hij
passeert kijkt hij binnen, iedereen slaapt.
Pannekoek nadert de laatste kamer op de gang.
Het gekreun klinkt luider en luider. De kamerdeur staat op een kier. Traag duwt
Pannekoek de deur open en kijkt binnen in de kamer.
“Hallo? Is hier iemand?”, fluistert Pannekoek.
Een overbodige vraag gezien het gekreun, maar
wat moest hij anders vragen?
“Alles in orde hier?”
Ook op de tweede poging komt geen reactie.
Pannekoek wandelt de kamer binnen. Hij staat
aan de grond genageld. Op het bed ligt Gaëlle, haar beide handen met windels
vastgebonden aan het ziekenhuisbed. Ook haar beide enkels zijn achteraan het
bed vastgemaakt met rekverband.
“Schat?”
In blinde paniek loopt Pannekoek naar het
ziekenhuisbed. Hij maakt de windels los.
“Maar lieverd toch, wie heeft dat nu gedaan?”
Pannekoek kan er geen touw aan vastknopen.
Gisterenavond lag ze nog met haar hand in de zijne in het ziekenhuisbed. Hoe
kon ze uit haar bed gehaald worden zonder dat hij iets had gevoeld? Sliep hij
zo vast?
Dat ze uit haar bed gehaald was, dat stond
vast. Gaëlle kon door haar ziekte niet meer zelfstandig lopen. Daarvoor waren
de spieren in haar benen de afgelopen maanden te hard verzwakt. Ze kon enkel
met een rolstoel verplaatst worden. En al was ze dan sterk vermagerd de
afgelopen twee jaar, haar zomaar uit bed halen en dragen tot aan de
allerlaatste kamer op de gang, dat was quasi onmogelijk.
Wat was hier gebeurd?
“Wel wel, wat zijn we aan het doen?”
Pannekoek kijkt naar de deuropening. Een zwaar
gebouwde norse verpleegster staat in het deurgat.
“Waarom ligt mijn vrouw hier vastgebonden?”,
wil Pannekoek weten.
“Ik stel hier de vragen. Terug vastmaken!”
Pannekoek denkt er nog niet aan.
“Mijn vrouw wordt niet vastgebonden, en zeker
niet met windels, niet echt professioneel, wel?”
“’Dat maken we hier zelf wel uit!”
“En waarom is ze naar deze kamer gebracht? Ze
lag daar toch goed? Er was toch niks aan de hand.”
“Ze was onhandelbaar!”
“Hoe kan dat nu! Ze kan nauwelijks bewegen of
praten! Hoe kan ze nu onhandelbaar zijn!”
“Stel niet zoveel vragen, man!”
Pannekoek kijkt naar Gaëlle. Die begint plots
heel moeizaam te ademen.
“Schat?”
Een lichte paniek maakt zich meester van
Pannekoek. Hij kijkt verontrust naar de verpleegster in de deuropening.
“Help haar dan toch! Doe iets!”
Hij loopt naar Gaëlle en tikt zacht tegen haar
wang.
“Schat?”
Gaëlle wordt plots heel bleek in haar gezicht.
“Help dan toch!”, brult Pannekoek naar de deur.
Maar tot zijn verbazing is de verpleegster
verdwenen.
Hij loopt naar de deur en kijkt op de gang. Er
is niemand te zien.
Hij loopt de kamer weer in. Gaëlle ligt
levensloos op haar bed.
“Neeeee! Dat kan toch niet! Schat!”
Pannekoek voelt in haar hals. Hij voelt geen
hartslag meer.
Moedeloos laat hij zich op de stoel naast het
bed vallen.
“Hoe kan dat nu toch?”, roept hij uit.
“Morfine”, klinkt het plots droog vanuit de
deuropening.
Pannekoek kijkt op. In de deuropening staat
Rodrigo.
“Rodrigo?”
“Meneer Pannekoek, goeienacht.”
“Wat doe jij hier?”
“Uw vrouw uit haar lijden verlossen.”
“Wat? Waar haal je dat?”
“Niemand moet nodeloos afzien.”
Pannekoek gaat helemaal door het lint en stormt
op Rodrigo af.
Die loopt snel de ziekenhuisgang op.
Halfweg draait hij zich om.
“Nummer drie!”, roept hij luid.
Nummer drie? Was Rodrigo de man waar Pannekoek
naar op zoek was? En waarom?
“Pak me dan, als je kan!”, roept Rodrigo nog
luid. Hij verdwijnt om de hoek van de gang.
Pannekoek loopt zo snel hij kan de gang uit,
achter Rodrigo aan.
Die is plots nergens meer te zien.
Pannekoek loopt naar de liftenzone. Alle liften
zijn toe. Is Rodrigo met een lift naar beneden vertrokken?
Het is blijkbaar niet alleen een fantast, het
is een psychopaat en een moordenaar op de koop toe.
Pannekoek drukt nerveus op de liftknopjes. De
knopjes lichten op, maar verder gebeurt er weinig.
De liftdeur achter hem gaat open. Pannekoek zet
zich in de liftkoker en drukt op 0. Rodrigo zal vermoedelijk zo snel mogelijk
het ziekenhuis willen verlaten.
De deur sluit traag. Op dat moment gaat aan de
overkant de liftdeur open. Rodrigo staat in de lift aan de overkant en lacht
luid. Zijn lach galmt door het hele ziekenhuis. Zo klinkt het althans.
Pannekoek drukt op de knop om de deur weer te
openen. Het lukt niet.
De lift gaat naar beneden. De deur gaat open.
Pannekoek kijkt vluchtig in de gang beneden. Tot zijn verbazing staat Rodrigo
beneden al aan de buitendeur van het ziekenhuis.
Hij wuift cynisch.
“Pak me dan, als je kan!”, galmt het weer door
de gang.
Pannekoek loopt via de buitendeur de parking
van het ziekenhuis op. Hij ziet Rodrigo nog net door een zware grijze deur de
ondergrondse parkeergarage binnenlopen.
Hij loopt achter Rodrigo aan, door de grijze
deur, en via de trap naar de ondergrondse garage.
In de parkeergarage is het akelig stil. Rodrigo
moet hier ergens zitten, maar waar?
“Ik weet dat je hier bent! Geef je over,
Rodrigo!”
Geen reactie.
“Kom tevoorschijn!”
Opnieuw blijft het akelig stil in de
ondergrondse ruimte.
Pannekoek stapt behoedzaam tussen de auto’s
door. Hij moet en zal Rodrigo vinden.
“Rodrigo!”
Pannekoek hoort achteraan de garage plots een
autoportier dichtslaan. Hij loopt in de richting van het geluid, al kijkt hij
behoedzaam geregeld achterom, je weet maar nooit.
Auto per auto kijkt hij of er iemand in of
achter zit.
Plots ziet hij een eind verderop twee koplampen
oplichten.
Pannekoek zet zich midden op de rijbaan van de
garage.
De auto rijdt uit de parkeerplaats en komt zijn
richting uit.
In de verte ziet Pannekoek door de voorruit
Rodrigo zitten in de wagen. Hij rijdt recht op Pannekoek af.
Pannekoek twijfelt. Blijven staan? Opzij
duiken? Als hij nu opzij gaat is hij Rodrigo kwijt. Maar Rodrigo is bekwaam om hem
omver te rijden, zoveel is duidelijk.
Met een razende vaart komt Rodrigo zijn
richting uit. Hij vertraagt geen seconde.
Pannekoek blijft staan.
“Stop!”, roept hij luid.
“STOP!”
Hij steekt zijn hand omhoog.
“Stop dan, ZOT!”
Rodrigo reageert niet en lacht breed achter
zijn stuur.
Hij rijdt in volle vaart op Pannekoek af.