Aflevering 5 - Gaëlle


“Hoe is het mogelijk”, zucht Pannekoek diep.

Hij parkeert zijn wagen tegen valavond vlakbij de woonst van wetsdokter De Peuter op de Deurnese Boterlaarbaan en kijkt naar Jorn Devries die naast hem op passagiersstoel zit.

“Twee slachtoffers op drie dagen tijd. En niet van de minste, al is elk slachtoffer even erg. Maar de hoofdredacteur van de krant en de oud-politiecommissaris, dat is wel heel beangstigend. We zitten blijkbaar met een seriedoder die het op hoge functionarissen heeft gemunt.”

Ze stappen uit en lopen de oprijlaan van De Peuter op. Pannekoek belt aan en kijkt naar Devries.

“Een jas aan Devries, wat krijgen we nu?”

“U vraagt, wij draaien”, zegt Devries lachend.

Enkele seconden later staan Pannekoek en Devries naast De Peuter in de werkruimte van de nieuwbakken wetsdokter. Op zijn tafel ligt het zwaar verbrande stoffelijk overschot van ex-politiecommissaris Zwanepoel.

“Zijn longen waren nagenoeg verkoold, er was geen redden aan”, is de simpele conclusie van De Peuter. “Hoe hij nog levend uit die vlindertuin is geraakt, is me al een raadsel.”

Pannekoek knikt.

“Maar wat interessanter is voor jullie, de werkwijze was identiek aan die van het Rubenshuis. Ook dit slachtoffer werd overgoten met benzine en dan in brand gestoken.”

“Dat vreesde ik al ja”, ziet Pannekoek zijn voorgevoel bevestigd.

“Wacht nog even af wat het parket nog heeft gevonden bij de plaatsafstapping in de Zoo, maar voor mij is deze werkwijze identiek aan de vorige. Vingerafdrukken of DNA van de dader heb ik niet gevonden. Ook bij het vorige slachtoffer niet. De dader weet overduidelijk hoe hij zijn DNA vooral niét moet verspreiden bij zijn verwerpelijke acties.”

Pannekoek kijkt naar Devries.

“Dat zei het parket ook, ze hebben ook nauwelijks werkbaar DNA gevonden van een eventuele dader in het Rubenshuis.”

“Logisch”, verduidelijkt Devries, “hij zoekt dan ook locaties waar heel veel mensen komen per dag, begin daar eens te zoeken naar DNA, en hij zal ongetwijfeld handschoenen dragen bij zijn acties.”

“Niet alleen handschoenen, ik denk zelfs dat hij een medisch beschermingspak draagt, er zijn zelfs geen kledingvezels te vinden op de slachtoffers. Al gaat in zo’n brand natuurlijk enorm veel verloren aan bewijsmateriaal. Het wordt geen eenvoudige zaak, Pannekoek.”

Alsof Pannekoek dat nog niet wist.

Hij knikt beleefd en loopt samen met Devries naar buiten. Aan de buitendeur houdt Devries halt.

“En Vergauwen? Wie weet heeft hij er iets mee te maken? Met die branden elke keer.”

“Dirk? Die ken ik al jaren. Die doet zoiets niet. Het is niet omdat je brandweerman bent, dat je de branden ook zelf aansteekt hé Jorn. We zitten niet in Merlina waar de onvindbare Sardonis in een grote witte camionette rondrijdt met in het groot SARDONIS op, of waar de discrete detectives van Merlina in een knalrode mini rijden met witte bollen. Ik zou deze theorie niet aan Dirk zelf vertellen, of hij bevriest je met zijn Parafix.”

Devries lacht smakelijk.

“En hij daar?”, fluistert hij wijzend naar de werkruimte van De Peuter.

“De Peuter?”

“Als er nu iemand weet hoe je DNA-sporen moet vermijden en geen bruikbare andere sporen kan achterlaten bij een misdaad, dan is het toch wel een wetsdokter … en hij heeft handschoenen, medische beschermingspakken … “

Pannekoek klopt Devries op de schouder.

“Ja, en dan gaat hij ons die info geven over die werkwijze en dat materiaal, ik denk het niet hé, dat is wat te simpel geredeneerd”, wuift Pannekoek ook die theorie weg.

“En waarom zou hij dat doen dan Jorn, vertel dat eens?”

“Dat moet jij uitzoeken”, lacht Devries, “jij wordt meer betaald dan ik, jij mag ook iets doen in deze zaak, ik heb de dader al gevonden.”

Pannekoek lacht.

“Was het maar zo simpel … komaan assistent Poirot, we zijn weg. Ik zet je af aan het kantoor, bekijk jij daar nog wat camerabeelden voor je naar huis gaat, ik heb nog een afspraak.”

Hij heeft nog maar net zijn telefoon ingeplugd in de wagen, of die licht op.

WATERSCHOOT

“Meneer de commisseir ”, zegt Pannekoek lachend.

“Pino, alles in orde in Sesamstraat?”, lacht Waterschoot aan de andere kant van de lijn.

Pannekoek trekt een bedenkelijk gezicht naar Devries. Die haalt zijn schouders op. Ook Devries had de mopjes over de naam van zijn chef al tot in den treure gehoord.

“Al nieuws over de moord op mijn voorganger?”, komt Waterschoot ter zake.

“Nog niks concreet, twee keer dezelfde werkwijze, dat wel, uw voorganger is op dezelfde manier om het leven gebracht als de hoofdredacteur van de Gazet, dus ik vrees dat we met een veelpleger te maken hebben. Voor de piste van een seriemoordenaar is het nog te vroeg.”

“Waarom?”

“Twee slachtoffers kunnen nog rechtstreeks gelinkt zijn aan de dader of aan een situatie. Al hebben we wel te maken met twee heel specifieke locaties.”

“Oké, hou me op de hoogte. Van elk detail in het onderzoek.”

“Doe ik.”

Pannekoek is intussen aangekomen aan het politiekantoor en zet Devries af bij de deur.

“Als er iets dringend is bel je me. En anders tot morgen.”

Devries verdwijnt door de grote schuifdeur naar binnen.

Een halfuur later loopt Pannekoek de brede draaideur van het Universitair Ziekenhuis in Edegem binnen.

“Route 113”, mompelt hij in zichzelf.

Hij volgt de pijlen naar route 113 en stapt op de eerste verdieping uit de grote lift.

“Neurologie”, staat op het grote bord tegen de muur te lezen. Pannekoek draait de hoek om en loopt de lange gang in van de afdeling neurologie.

“Dag meneer Pannekoek”, begroet een verpleegster hem vriendelijk.

“Is er al beterschap?”, vraagt Pannekoek bezorgd.

“Beterschap niet nee, dat zal helaas ook niet meer gebeuren, zoals ik al zo vaak zei.”

“Ik kan maar proberen”, zegt Pannekoek met een fletse glimlach, “je weet maar nooit.”

“Mja”, lacht de verpleegster, “dit is de afdeling neurologie, voor de afdeling mirakels moet je een paar verdiepingen hoger zijn vrees ik.”

Pannekoek lacht en loopt verder naar kamer 1139. Hij duwt zacht de deur open en sluit ze achter zich.

Hij loopt naar het enige ziekenhuisbed in de kamer.

“Dag schat”, mompelt hij zacht.

Er komt geen reactie.

De deur gaat weer open. Een rijzige jongeman komt de kamer binnen.

“Ik ben Dokter Ferremans, de nieuwe neuroloog. U bent de echtgenoot?”

Hij schudt Pannekoek stevig de hand.

“Inderdaad. En?”, vraagt Pannekoek, met een mengeling van bezorgdheid en ongeduld.

“Haar reacties en reflexen zijn licht achteruitgegaan.”

“Pff, echt?”

“Mja, kijk meneer Pannekoek, A.L.S. is een progressieve ziekte, in mensentaal betekent dat: niet te genezen, en het verergert stapje per stapje, daar is weinig aan te doen vrees ik, we kunnen alleen hopen dat het proces niet al te snel verloopt.”

“En dan zeggen dat ze zoveel kunnen”, zucht Pannekoek.   

“Dat is ook zo, we kunnen al heel veel, maar voor A.L.S. is nog geen geneesmiddel gevonden. Het is een ziekte die onbehandelbaar is, en zeker niet te genezen, te weten dat uw vrouw er al zo’n drie jaar aan lijdt.”

De bieper van Dokter Ferremans piept. Hij loopt naar de deur.

“Oei, dringend. Ik moet … euh … sorry”.

“Jaja, tuurlijk … bedankt.”

Pannekoek staat alleen bij het bed.

‘Ameotrofische Laterale Sclerose’ was het verschroeiende verdict drie jaar geleden. Gaëlle, de huidige echtgenote van Pannekoek, kreeg drie jaar geleden plots last van krampen en spasmen. Kort nadien verminderde haar fijne motoriek en kreeg ze onhoudbare spierpijnen. Na grondig onderzoek was de diagnose: A.L.S.

Pannekoek kende de stappen van de vreselijke ziekte maar al te goed. Eerst verslappen de spieren van de handen, dan van armen en benen, nog later ook de keelspieren waardoor praten en eten moeilijk gaat, en nog een tijd later vallen ook de ademhalingsspieren uit, met overlijden tot gevolg.

De derde vrouw van Pannekoek, zijn eerste échte grote liefde, zat in het laatste stadium van de ziekte. Praten en eten kon ze nog nauwelijks, ze kreeg sondevoeding, maar ze wist verder maar al te goed wat er gebeurde. Dat vond Pannekoek misschien nog het allerergste. Ongeneeslijk ziek zijn, aftakelen, en het ten volle beseffen. Het moest de ergste nachtmerrie zijn die een mens kon meemaken.

Pannekoek schuift de grote ziekenhuiszetel wat dichter bij het bed. Hij neemt de hand van zijn vrouw vast en knijpt er zachtjes in. Ze reageert nauwelijks.

“Ik ben er, schat”, mompelt hij zacht. Hij geeft haar een kus op haar hand.

Langzaam beweegt ze haar hoofd een beetje.

“Blijf maar liggen, schat, geen inspanningen doen”, fluistert hij.

Pannekoek kijkt haar minutenlang aan. Hij zegt geen woord meer. Hij voelt zijn oogleden zwaar worden. Langzaam zakt hij wat onderuit in de zetel, met de hand van zijn Gaëlle in de zijne, en valt in een diepe slaap.


AFLEVERING 6 VERSCHIJNT OP 9 MEI


<<<  T E R U G