Pannekoek keert en draait die nacht in bed,
zonder een oog dicht te doen. Hij had meteen ’s avonds laat Rodrigo nog
gecontacteerd, maar die had gezworen dat hij met deze laatste brief niks te
maken heeft.
Hoe weet de dader dat hij zijn collega’s heeft
ingeschakeld bij zijn bezoek aan het station. Dat had hij in het grootste
geheim alleen binnen het korps verteld en voorbereid, al zijn dat natuurlijk
heel wat mensen. Moest de dader daar ergens gezocht worden? Of heeft de dader
hem toch zien mompelen in zijn microfoon en daarom van de ontmoeting afgezien?
Vast staat dat de actie schromelijk mislukt is.
Had hij dan toch beter niks gezegd? Niemand ingeschakeld? Maar alleen naar zo’n
afspraak gaan is levensgevaarlijk. Letterlijk.
Hij kijkt op de klok. Half zeven. Nog een uur
en hij kan naar kantoor. Hij besluit vandaag het hele dossier nog eens uit te
spitten. Heeft hij iets over het hoofd gezien? En wie was het slachtoffer op De
Waterbus aan Het Steen? Want ook daar was nog geen duidelijkheid over. Zoveel
vragen die nog een antwoord zoeken. En nog maar 3 afleveringen te gaan.
“Wies Geerts zal scherp uit de hoek mogen
komen”, bedenkt Pannekoek zich, “ik ben benieuwd.”
Plots rinkelt zijn telefoon. Wie kan dat zijn
op dit ontiegelijk vroege uur. Hij grijpt naar zijn smartphone.
DISPATCH
“Pannekoek.”
“Brand in het stadhuis. Schoon Verdiep.”
“Nee nee nee nee nee …”
Pannekoek is nog nooit zo snel uit zijn bed
geweest.
Na een halve was- en scheerbeurt zit hij amper
tien minuten later in zijn auto en scheurt hij over de Noorderlaan. Via de
Scheldekaaien rijdt hij de Suikerrui op en parkeert zijn auto vooraan. In de
verte loeien de brandweersirenes en is het een over en weer geloop van
jewelste.
Pannekoek doet het laatste stuk te voet. Die
voetstappen achter hem, het zal toch niet waar zijn …
“Meneer Pannekoek, brand nummer zes, uw
reactie?”
“Meneer Van Beek, ten eerste, hoe wist jij dat
er hier brand was? En ten tweede, hoe geraak jij hier dan weer zo snel?”
“Een goeie bron.”
“En die bron is?”
Van Beek lacht flauw.
“Als u eens antwoordt op al mijn vragen,
antwoord ik misschien op de uwe.”
Pannekoek loopt de Grote Markt op onder het
veiligheidslint en groet Devries, die ook juist aangekomen is.
“Daar gaan we weer”, zucht Devries.
“Ik vrees het ook.”
De vlammen slaan uit de ramen van het Schoon
Verdiep van het Antwerpse stadhuis.
“Dat wordt een ravage daarbinnen”, grient
Pannekoek.
Het is geen fraaie aanblik. Het prachtige
Antwerpse stadhuis kreunt onder de vlammen.
Het gebouw staat niet voor niets op de lijst
van Unesco Wereldcultuurerfgoed. Het magistrale renaissancegebouw uit de 16de
eeuw werd destijds ontworpen door architect Cornelius Florius Devriendt en
combineert op een betoverende manier renaissance met barok-elementen. Het is
een echte architecturale parel, zowel vanbinnen als vanbuiten.
De adelaar helemaal bovenop de gevel staart
moedeloos richting Grote Markt. De beelden van Maria, Vrouwe Justitia en Vrouwe
Prudentia, die de grote nissen in de voorgevel sieren, kijken al even verslagen
voor zich uit. Zij symboliseren de belangrijkste deugden van het Antwerpse
stadsbestuur. Ook Brabo kijkt vanop de Grote Markt weg van de ravage die zich
afspeelt binnen de muren van het Antwerpse stadhuis.
Brandweercommandant Vergauwen komt naar
Pannekoek gestapt. Hij kijkt bezorgd.
“En?”
“Toch wel wat schade deze keer. We doen ons
best.”
“En dat stadhuis was juist vanbinnen en
vanbuiten gerenoveerd. Wat een drama”, zucht Pannekoek.
Vergauwen knikt.
“We proberen de schade te beperken. Maar het
rare is, de rookmelders werkten niet, het was een voorbijganger die ons heeft
gebeld toen hij door de ramen de vlammen zag.”
“De rookmelders werkten niet?”
“Nee, klopt, ze zoeken het uit, op het eerste
zicht is het hele bewakingssysteem, van de camera’s die binnen hangen tot de
brandmelders en de sensoren, volledig uitgevallen.”
“Uitgevallen? Of uitgezet?”
“Goeie vraag”, zegt Vergauwen.
Devries mengt zich in het gesprek.
“Uitgezet, dat spreekt voor zich, als de dader
overal onherkenbaar blijft, plekjes vindt buiten het bereik van de camera’s om
toe te slaan, dan bestudeert hij of zij vooraf alle bewakingen op de gekozen
locaties, en slaat dan toe. Dan is het evident dat het nu geen toeval is dat
alles uitstaat op het moment van alweer een brand. En alweer een slachtoffer.”
“Wie zegt dat er alweer een slachtoffer is?”,
vraagt Pannekoek verbaasd.
“Ja, daar ga ik toch van uit chef …”
Op dat moment draaien een ambulance en een MUG
de Grote Markt op met loeiende sirenes. Vier hulpverleners springen eruit en
rennen het stadhuis in.
Vergauwen kijkt bedrukt naar Pannekoek.
“Ik vrees dat hij gelijk heeft …”
Vergauwen zet zich wat verderop en communiceert
met de ploegen binnen. Even later komt hij weer bij Pannekoek staan.
“Er is inderdaad een slachtoffer, zwaar
verminkt, maar er is ook een sprankel goed nieuws, hij leeft nog.”
“Dus het is een hij?”
Vergauwen knikt.
“Middelbare leeftijd volgens mijn collega’s,
papieren op zak, dus een identificatie zal niet nodig zijn deze keer, als zijn
identiteitskaart nog in ordentelijke staat is.”
Pannekoek kijkt ernstig.
“Ho ho, niet te snel, identificatie is altijd
nodig. Zeker als het slachtoffer verminkt is, hoeft het niet zo te zijn dat de
papieren op zak ook echt van de persoon in kwestie zijn. Dat soort dwaalspoor
hebben al meer daders gebruikt.”
Vergauwen knikt.
“Ook waar. In elk geval, ze zijn ermee onderweg
naar buiten.”
Op dat moment komen de ambulanciers samen met
de MUG-arts uit het portaal van het stadhuis. Op hun brancard ligt inderdaad
een persoon, gewikkeld in witte dekens. Pannekoek, Devries en Vergauwen lopen
er naartoe.
“Pannekoek, recherche, hoe is de toestand?”
De MUG-arts kijkt bezorgd.
“Mevrouw? Hoe is de toestand?”
“Kritiek, licht bij bewustzijn maar zwaar
verbrand en niet in staat om te praten, we moeten zo snel mogelijk naar het
ziekenhuis.”
Ze neemt haar walkie-talkie en maakt contact.
“Stuivenbergziekenhuis? Dokter Inge Baert, MUG,
wij hebben een zwaargewonde voor de brandwondenafdeling, wij vertrekken nu
Grote Markt, over.”
“In orde, wij maken alles klaar”, klinkt het
van de andere kant.
Vergauwen gaat wat dichterbij staan en kijkt
naar het zwaar verminkte gezicht van het slachtoffer.
“Dat ziet er vreselijk uit, hopelijk haalt hij
het.”
Devries zet zich ernaast.
“Inderdaad, sterkte man!”, moedigt hij het
slachtoffer aan. Het slachtoffer draait zijn hoofd en kijkt Devries even aan.
Plots begint het toestel dat op het voeteinde
van de brancard staat bijzonder agressief te piepen.
“Hartslag te hoog”, brult de ambulancier. Hij
zet het toestel neer en maakt in allerijl een injectie klaar in de ambulance.
De MUG-arts kijkt nu bijzonder verontrust.
“Snel, zijn hart gaat het begeven op deze
manier.”
Plots maakt het toestel een monotone fluittoon.
“Godverdekke, hartstilstand”, roept de
MUG-arts, terwijl ze de reanimatie start. “Hoe kan dat nu toch!”
Pannekoek, Vergauwen en Devries zetten zich wat
opzij terwijl de reanimatie in alle hevigheid wordt uitgevoerd.
Na enkele minuten staakt de MUG-arts haar
pogingen. Ze kijkt naar Pannekoek en schudt het hoofd.
“Godverdomme toch!”
De MUG-arts komt naar Pannekoek gestapt.
“Niks aan te doen”, zucht ze. “Overleden.”
“Enig idee wie het was?”, wil Pannekoek nog
weten.
De MUG-arts tast in haar zak en haalt er een
identiteitskaart uit. Ze geeft ze aan Pannekoek.
Pannekoek bekijkt de identiteitskaart.
Hij is met verstomming geslagen.
“Wablief??”