“Klopt helaas”, bevestigt wetsdokter De Peuter
de dag nadien aan de telefoon, “het slachtoffer van de brand in Carolus
Borromeus is inderdaad Ferry Block.”
“Dat vreesde ik al”, antwoordt Pannekoek.
“Zelfde werkwijze, brandstof, in brand
gestoken, maar wat ik bij meneer Block heb ontdekt, en wat ik zopas ook bij het
opnieuw onderzochte lichaam van commissaris Zwanepoel heb aangetroffen, is een
dosis verdovingsmiddel in het lichaam. De andere slachtoffers waren te verkoold
om het middel nog op te sporen.”
“Dus ze werden eerst verdoofd en dan levend in
brand gestoken?”
“Daar ziet het naar uit ja. Daar zijn toch heel
wat indicaties voor. Al is de vraag of ze aldanniet nog bij bewustzijn waren op
het moment dat ze in brand werden gestoken, de dosis die ik bij de beide
slachtoffers aantrof was behoorlijk stevig.”
Pannekoek gooit ontgoocheld de hoorn op de haak
en kijkt naar burgemeester Kerremans die recht tegenover hem aan het bureau
zit.
“Het was Ferry”, zegt Pannekoek wat bedeesd.
“Hoe kan dat nu toch”, zucht Kerremans.
“Ik vrees dat we het toch in een politieke
richting moeten zoeken, de hoofdredacteur van de krant én een kabinetschef, ik
vrees dat de moorden toch politiek geïnspireerd kunnen zijn”, zegt Pannekoek.
“Ik heb al politiebewaking aangevraagd voor u via de commissaris, we nemen geen
enkel risico.”
“Dat is nu ook niet nodig. Ik heb nog geen
enkele bedreiging ontvangen”, reageert Kerremans wat schamper.
“De slachtoffers ook niet, voor zover we daar
zicht op hebben. Bij allemaal werd de mailbox uitgelezen en hun mobiele data
bestudeerd, daar vonden we bij geen van allen bedreigingen of indicaties dat
iemand iets van plan was”, repliceert Pannekoek.
“Mja …”
“En bovendien komt het met uw kabinetschef
Ferry Block wel héél dichtbij nu”, vult Pannekoek nog aan.
Kerremans kijkt bedenkelijk.
“Zou iemand met het oog op de verkiezingen zo’n
reeks aanslagen opzetten om de uitslag te beïnvloeden? Dan kan het zowat élke
politieke tegenstander zijn, zowel binnen als buiten de politiek, dat zijn er
heel wat.”
De uitgesproken standpunten van het VVV, het
Versterkt Vlaams Verbond, de partij van burgemeester Kerremans, zorgden vaak
voor polemieken in kranten en op sociale media.
“En toch betwijfel ik of de dader in de
politiek zelf moet worden gezocht”, mengt Devries zich in het gesprek. “Er is
ook nog een schooldirecteur als slachtoffer.”
“Die in de politiek heeft gezeten destijds hé”,
merkt Kerremans op.
“Vangenechten? In de politiek?”, kijkt Devries
verbaasd op.
“Jaja, voor uw tijd. Maar die was groener dan
de kerstboom op de Grote Markt”, lacht Kerremans.
Pannekoek knikt.
“Dus het zou dan toch een politieke afrekening
kunnen zijn?”, concludeert Devries.
“Daar begint het meer en meer op te lijken ja”,
zegt Pannekoek, “dus die politiebewaking is geen vrijblijvend voorstel, maar
een heel warme aanbeveling.”
Uiteraard heeft burgemeester Kerremans
standaard een vrij strenge bewaking, maar Pannekoek voelt zich toch geroepen om
die aanzienlijk te versterken tot de dader is gevat.
“Mja, wat moet, dat moet dan maar”, zucht
Kerremans diep.
“Devries, zoek uit wat er politiek te vinden is
qua verband tussen Vangenechten en Block, en eventueel ook met oud-commissaris
Zwanepoel”, komt Pannekoek ter zake.
“En met hoofdredacteur De Kerpel”, vult Devries
aan.
“Ja op De Kerpel kom je sowieso uit als er een
politieke link is, hij was hoofdredacteur en is jaren politiek verslaggever
geweest bij de Gazet”, merkt Kerremans op. “Het was een bloedzuigertje. Prima
journalistiek, dat wel, maar een hel als je in de problemen zat, hij bracht
alles uit wat er uit te brengen viel en hij liet niet los tot je geantwoord had
op al zijn vragen. Pieterjan Desmedt van Terzake is er een plechtig
communicantje tegen.”
“Oké, ja in de politiek heb je natuurlijk
altijd vijanden genoeg”, zegt Devries.
Kerremans knikt.
“Part of the job …”
Plots rinkelt de telefoon van Pannekoek opnieuw.
“Pannekoek.”
Fluisterend klinkt een stem aan de andere kant
van de lijn.
“Ben je alleen?”
“Euh … nee … euh … moment …”
“Kunnen jullie me even alleen laten?”
Kerremans staat op en loopt samen met Devries
naar de gang.
“Ik ben alleen nu ja.”
“Luister goed. Centraal station. Acht uur
vanavond. Spoor 10. Alleen. Geen collega’s.”
De lijn wordt abrupt verbroken.
Pannekoek kon uit de stem niet opmaken of het
om een man of een vrouw ging, maar besluit toch zijn oversten in te lichten.
Hij haast zich naar het bureau van de commissaris.
“Commissaris, ik denk dat de dader mij gebeld
heeft. Kan je aan de onderzoeksrechter toestemming vragen om de locatie van de
laatste oproep naar mijn vaste lijn te traceren.”
“Doe ik meteen, Pannekoek.”
Een kwartier later krijgt Pannekoek telefoon
van de technische cel van de politie.
“We hebben het gesprek kunnen opsporen via het
telecombedrijf, er is gebeld vanuit Café Robinson, aan de Oude Vaartplaats, met
een vaste lijn.”
Pannekoek en Devries lopen naar hun wagen. In
een razende vaart rijden ze naar de Oude Vaartplaats. Pannekoek parkeert zijn
wagen vakkundig en stapt samen met Devries uit.
“Geen kans natuurlijk dat de beller hier nog
is, maar wie weet is hij of zij herkend.”
Pannekoek loopt naar de grote bruine deur van
wat hij de gezelligste kroeg van Antwerpen vindt. Café Robinson, een echt
fenomeen, is nog één van de laatste échte bruine kroegen. Een uitzuipkroeg,
noemt Devries het. Ze hebben er samen vaak gezeten, ’s winters binnen, en in de
zomer buiten op het terras. Uitbater Ignace was graag gezien, tot hij een jaar
geleden helaas overleed. Dood gevonden in zijn café. Misschien wel de mooiste
dood die je een cafébaas kan toewensen, al komt elke dood altijd te vroeg.
Pannekoek grijpt naar de deurklink van het
café.
“Meneer Pannekoek?”
“Van Beek, hoe dikwijls nog, stop met me lastig
te vallen, je kunt alle info vinden in het dossier en via de persdienst, ik heb
je niks te vertellen. Hoe wist je trouwens dat ik hier was?”
“Dat doet er niet toe. Moeten we de dader in de
politieke context zoeken, meneer Pannekoek?”
“Hoe kom je daarbij? En we? Ga je mee zoeken
ofzo? Laat me met rust man!”
“Ik zou toch graag wat meer informatie willen. Hoe
ver staat het onderzoek?”
Pannekoek negeert de laatste vraag en loopt
samen met Devries Café Robinson binnen.
Het café zit aardig vol. De oude houten tafels
staan vol met lege en halfvolle glazen, de oude houten stoelen zijn tot de
allerlaatste stoel gevuld. Ook aan de toog zijn alle barkrukken bezet. Er
klinkt luid gepraat en er hangt een gezellige sfeer.
Pannekoek loopt naar de toog links in het café
en roept naar de blonde dame achter de toog om het gepraat te overstemmen. Hij
schrikt zich een hoedje als ze zich plots in zijn richting draait.
“Vanessa?”
“Meneer Pannekoek? Wat doet u hier?”
“Ja, ik zou aan u hetzelfde kunnen vragen.”
“Ik werk hier bij, als ik geen late shift heb
in het Multiversum kom ik hier een beetje werken om wat bij te verdienen.”
“Ach zo, dat wil ook lukken.”
“Een pintje?”
“Nee, daar kom ik niet voor.”
“Ah, wat is de reden van uw bezoek dan?”
“Er is gebeld van hieruit naar mij Vanessa, heb
je iemand zien bellen hier?”
“Oh, verschillende mensen, we zijn zowat het
enige café in de buurt dat nog een betaaltelefoon heeft, dus wie geen GSM heeft
of even zonder valt, die komt hier bellen. Dat is hier een af-en-aan-geloop.”
“Hoeveel hebben er vandaag gebeld?”
“Goh, een stuk of zeven? Geen idee. Ik tel ze
niet.”
“Is het gratis?”
“Nee, ze steken kleingeld in de betaaltelefoon
daar.”
Ze wijst naar de zwarte telefoon helemaal in de
hoek.
“En wie heeft daar gebeld zo rond half drie?”
“Goh geen idee, het is al de hele dag zo druk
hier, ik heb er echt niet op gelet, sorry.”
“Hebben jullie een camera hangen hier?”
“Nee, alleen een inbraaksensor.”
Pannekoek haalt ontgoocheld zijn schouders op.
“Moest je je toch plots iets herinneren, laat
het dan weten als je wil.”
“Doe ik, meneer Pannekoek, echt geen pintje?
Van het huis?”
“We zijn aan het werk.”
“Begrijp ik.”
“Dus graag”, lacht Pannekoek.
Een kwartiertje later staan Pannekoek en
Devries weer buiten op de stoep voor het café.
“Op die afdaling breekt zelfs de meest ervaren
skiër zijn benen”, lacht Devries.
“Huh?”
“Die Vanessa. Ferme decolleté. En een stevig
schap”, verduidelijkt Devries, “daar kun je een reeks pinten op kwijt.”
“Tsss”, zegt Pannekoek, “het is al goed, we
gaan naar kantoor en we bereiden alles voor.”
“Voorbereiden?”
“Ja, voor vanavond.”
“Je gaat dus?”
“Het zal wel zijn dat ik ga …"