Een massale zoektocht, met politiehelikopter en
alles erop en eraan, heeft niks opgeleverd. De dader is met de noorderzon
verdwenen aan het einde van de Scheldekaaien. Ook het tegenwoordig breed
uitgerolde cameranetwerk van de Antwerpse politie raakte het spoor plots
helemaal bijster.
Pannekoek kan er niet van over. Is hij nu echt
de veelvoudige moordenaar doodleuk voorbijgewandeld? Had hij hem of haar nu
echt gewoon kunnen inrekenen door zich om te draaien en hem of haar in de
boeien te slaan? Achteraf is dat natuurlijk altijd makkelijk gezegd. Je kan
niet zomaar op goed geluk mensen inrekenen, en in de gure winterkou is zowat
elke mens die buiten wandelt onherkenbaar door sjaals, mutsen en tot bovenaan
dichtgesnoerde winterjassen. En toch kan Pannekoek zich wel voor de kop slaan.
Hij besluit deze anekdote toch nog maar even
voor zich te houden. Het doet weinig terzake, is zijn eenvoudige maar uiteraard
door persoonlijke motieven ingegeven conclusie.
Intussen zijn de bluswerken aan De Waterbus in
volle gang. Aan water is natuurlijk geen gebrek op deze plek. De brandweer
pompt gewoon water uit de Schelde. De bluswerken duren dan ook niet langer dan
een goed halfuur.
Brandweercommandant Vergauwen komt naast
Pannekoek staan.
“Dezelfde dader?”, wil die meteen weten.
Vergauwen knikt.
“Ik denk van wel.”
“Dus er ligt weer een slachtoffer?”
“Ja, en opnieuw is het slachtoffer overgoten
met benzine en in brand gestoken, aan de aard van de brand te zien. Alleen
vrees ik dat de dader stilaan driester wordt. Dit had veel erger kunnen
aflopen. Als de hele boot in brand vliegt en de brandstoftank wordt geraakt dan
ontploft het hele boeltje. Dan zijn de gevolgen hier niet te overzien.”
Pannekoek schudt het hoofd.
“Wie doet er nu zoiets?”
Ook de MUG-arts zet zich bij Pannekoek en
Vergauwen.
“Nieuws over het slachtoffer?”
“Voorlopig niet, helemaal verkoold, opnieuw
werk voor de wetsdokter vrees ik, maar dit wordt een hele lastige qua
identificatie”, is het verdict van de arts.
Pannekoek onderdrukt een luide vloek.
“Weten ze al wie het slachtoffer van het MAS
was?”, wil de MUG-arts weten.
Pannekoek schudt het hoofd.
“De Peuter is ermee bezig, maar de zaken volgen
zo snel op mekaar dat het moeilijk is om iets ordentelijk te onderzoeken. Ik
hoop het snel te weten te komen.”
“Fascinerende zaak”, zegt de MUG-arts plots.
“Huh?”
“Toch fascinerend, zo’n zaak?”
“Goh, fascinerend zou ik niet zeggen.”
“Interessant dan”, lacht de MUG-arts.
“Als jij het zegt.”
“Ben jij niet gefascineerd door moordenaars dan?”
“Gefascineerd is zo’n raar woord, ik zoek graag
uit wat zo iemand drijft, dat wel. Al is het vaak simpel. Frustratie. Wraak. Of
de twee samen.”
“Dat bedoel ik”, zegt de MUG-arts terwijl hij
terug naar zijn collega’s wandelt, “fascinerend dus”.
Intussen is ook Jorn Devries aangekomen aan het
Steenplein.
“Och, dag vriendje, ze hebben je toch niet uit
je warme bedje gebeld? Foei foei toch.”
“Sorry chef, mijn GSM stond op stil, ik dacht
eens goed door te slapen na die lange werkdagen van de laatste week, ik zag je
bericht toen ik even wakker werd.”
“Altijd bereikbaar zijn, daar begint het mee
voor elke rechercheur”, zegt Pannekoek wat nors.
“Ja, sorry chef, echt sorry.”
“Nog iets te weten gekomen gisteren?”
“Goh, misschien wel, ik heb niet alleen de camerabeelden
van voor de branden bekeken, maar ook die van tijdens de bluswerken, en dezelfde
persoon, een man, staat elke keer tussen de mensenmassa toe te kijken bij de
bluswerken. Ietwat verdoken, maar toch herkenbaar.”
“Iemand die in de buurt woont misschien”, mengt
Vergauwen zich in het gesprek.
“Die in de buurt woont van het MAS, de Zoo en
het Rubenshuis? Grote villa dan”, lacht Pannekoek.
“Ook waar”, zegt Vergauwen lachend, “ik moei me er al
niet meer mee. Succes!”
Hij loopt weer naar zijn brandweercollega’s.
“Het is geweten dat een pyromaan graag zijn
ravages bekijkt”, zegt Pannekoek, “heb je een foto bij van die kerel?”
“Ik heb een kopie op mijn Ipad staan, hij ligt
in de auto.”
“Gaan halen, nu! En volgende keer direct melden
als er zoiets is.”
“Oké chef, sorry chef.”
Devries snelt naar zijn wagen.
Intussen is commissaris Waterschoot aangekomen
op de plaats van de vierde brand. Hij zegt zich naast Pannekoek.
“Pino.”
“Commissaris.”
“Al nieuws?”
“Er komt schot in de zaak, de dader wordt
driester, maar begint fouten te maken.”
“Fouten?”
“Ja, voor hetzelfde geld had ik hem
daarstraks.”
“Hoezo?”
“Wel, ik was hier aan het wandelen, en … euh …”
“En euh wat?”
“En … euh … welja voor hetzelfde geld … euh …
was ik hem tegengekomen hé.”
Commissaris Waterschoot kijkt Pannekoek wat
verbaasd aan.
“Is dat een fout?”
“Je snapt wel wat ik bedoel …”
“Niet echt nee, maar soit, hou me op de
hoogte van het verdere onderzoek.”
“Doe ik commissaris!”
“En … euh … Pannekoek … hou die kwiet van de
Gazet uit de buurt.”
“Sam Van Beek?”
“Ja, hij belt me drie keer per dag of er nieuws
is.”
“Ja commissaris, mij volgt hij ook overal, tot
aan mijn voordeur toe. Het is al raar dat hij hier nog niet is.”
“Hou hem in de gaten Pannekoek, hij is me te
gretig, hij zou het onderzoek zo wel eens kunnen hinderen, als hij te lastig
wordt pakken we hem op.”
“Op welke basis?”
“Obstructie van het onderzoek of zo. We
verzinnen wel iets.”
“Kijk daar maar mee uit commissaris, dan ga je
wat zien verschijnen in zijn krant als we hem als journalist oppakken omdat hij
een zaak probeert uit te spitten.”
“Wat gaan we dan zien verschijnen Pannekoek?”
“Dan maken ze ons met de grond gelijk in die
krant, je weet wat ik altijd zeg commissaris, met een krant kun je vliegen letterlijk
doodmeppen, en mensen figuurlijk.”
“Mja, misschien wel, maar hou hem toch maar uit
de buurt. Ik vertrouw de kerel niet.”
“Ik doe mijn best.”
In de verte komt Devries terug aangelopen. Hij
heeft zijn Ipad onder zijn arm.
Hij struikelt in al zijn haast over de
stoeprand aan het begin van het Steenplein en laat de Ipad-tas op de grond
vallen.
“Devries godverdekke, kijk toch uit man.”
Als Pannekoek ‘Devries’ zei in plaats van
‘Jorn’ was hij kwaad. Dat wist Devries maar al te goed.
“Ja, ik val niet met opzet hé chef …”, zegt hij
verontschuldigend.
“Het zou er nog moeten bijkomen.”
Devries haalt de Ipad uit de tas.
Hij probeert hem aan te zetten. Er gebeurt
niks.
“Oei …”, zegt Devries wat stuntelig.
“Zeg dat het niet waar is hé vriend.”
“Mja, hij doet niet veel.”
Devries schudt wat met de Ipad.
“Schudden gaat niet veel helpen hé Devries, het
is een Ipad, geen fles hoestsiroop.”
Plots licht het scherm op.
“En hop”, beweegt Devries met zijn hand over de
Ipad als was hij David Copperfield.
“Magic!”
Pannekoek lacht flauwtjes maar opgelucht.
“Komaan Mister Magic, die foto!”
Devries start de Ipad op en scrolt wat door
zijn bestanden.
Plots stopt hij.
“Dit is hem.”
Hij draait de Ipad in de richting van
Pannekoek.
“Wat??” roept Pannekoek verontwaardigd.